Outcast Nederlands
Outcast
Met het album ‘Outcast’ breekt Matangi een lans voor artistieke vrijheid en muzikale zeggingskracht. Het is een ode aan de muzikale dwarsliggers en buitenstaanders: drie Sovjet-Russische componisten die muziek schreven die gevaarlijk indruiste tegen de smaak van het regime waaronder zij leefden. Met hun werk, dat als 'avant-gardistisch 'of 'westers' werd aangemerkt, staken zij hun nek uit en riskeerden daarmee hun carrière of - in het geval van Dmitri Sjostakovitsj onder Stalin - zelfs de persoonlijke vrijheid. Zo had Sjostakovitsj een gepakte koffer klaarstaan voor het geval hij door de KGB zou worden opgepakt. Ook Alfred Schnittke werd door zijn eigen overheid danig dwarsgezeten; zijn werk werd met argusogen bekeken en uitvoeringen werden regelmatig gedwarsboomd. De Oekraïense componist Valentin Silvestrov staat, naast zijn muzikale oeuvre, bekend om zijn politieke engagement tegenover de machthebbers van de voormalige Sovjet-Unie en het huidige Rusland. Matangi Quartet is vurig pleitbezorger van Silvestrovs muziek en heeft een bijzondere persoonlijke en muzikale band met hem opgebouwd. In 2017 was hij Artist in Residence van Matangi’s eigen (Un)heard Music Festival.
Alfred Schnittke (1934 - 1998): Strijkkwartet nr.3 (1983)
1. Andante
2. Agitato
3. Pesante
In de opening van Schnittkes derde strijkkwartet zijn drie citaten te horen: een zucht uit het Stabat Mater van Orlando di Lasso, het hoofdthema uit Beethovens Grosse Fuge, en het thema dat Dmitri Sjostakovitsj onder meer in zijn achtste strijkkwartet gebruikte. Die elementen keren in alle delen terug, en drukken er zijn persoonlijke stempel op: autonome creativiteit binnen de traditie.
‘Polystilistiek’ noemde hij zijn eigen werkwijze, waarbij hij elementen uit de Russische erfenis combineert met de Duitse Mahler-traditie, en die verrijkt met zo ongeveer alle genres, jazz, barok, tango, filmmuziek, rock.
Hij werd geboren in 1934 in Rusland. Zijn vader kwam uit Frankfurt, zijn moeder was een Wolga-Duitse. Aanvankelijk was Schnittkes stijl nog sterk beïnvloed door Sjostakovitsj, maar in de jaren zestig reisde hij zoveel als toen mogelijk was naar het Westen om kennis te nemen van de muziekstijlen aldaar, waar hij veel aan ontleende, niet letterlijk, maar in ‘stijlcitaten’, die hij zelf ironisch ‘vervalsingen’ noemde.
Hoewel de Sovjetoverheid in de jaren zestig en zeventig minder streng was voor kunstenaars dan onder Stalin, stond zij toch argwanend tegenover ‘avant-gardistische’ of ‘westerse’ werken. Uitvoeringen van zijn Schnittkes werk werden vaak gedwarsboomd. In de praktijk was hij gedwongen om, net als Sjostakovitsj, met het schrijven van filmmuziek in zijn levensonderhoud te voorzien.
In 1990 vestigde Schnittke zich met zijn familie in Hamburg. Hij worstelde dan al jaren met een erg zwakke gezondheid. Hij overleefde drie zware beroertes en was meermalen klinisch dood. Niettemin bleef hij zijn productiviteit hoog, tot aan zijn dood in 1998.
Valentin Silvestrov: Strijkkwartet nr.1 (1974)
Valentin Vasiljovitsj Silvestrov (Kiev, 30 september 1937) is een Oekraïense componist, die aanvankelijk als bouwkundig ingenieur is geschoold, en later ging studeren aan het conservatorium van Kiev, waar hij compositieles volgde bij componist Boris Lyatosjinski. Al tijdens zijn opleiding schreef hij een groot aantal eigenzinnige composities, in allerlei stijlen: van serialistisch tot pointillistisch.
De Sovjetautoriteiten beschouwden dit als avant-garde, ongewenst om het volk te vermaken. Silvestrov werd niet toegelaten tot de Bond van Sovjetcomponisten, wat direct inhield dat zijn werken niet openbaar werden uitgevoerd. De gevolgen waren verstrekkend. Ten tijde van de Sovjet-Unie werd Silvestrov in de Muziekencyclopedie met slechts zes regels genoemd. In het Westen was hij al wat populairder, maar de Sovjet-arm reikte ver: een compositie van hem aan een ISCM-festival in New York werd anoniem ingediend, uit angst voor repercussies. Het was immers Tichon Chrennikov die de scepter zwaaide, dezelfde man die Dmitri Sjostakovitsj jarenlang dwarszat.
In 1995 was de lucht zo geklaard dat er een album met zijn muziek uitkwam. Waardering vanuit het buitenland bleek uit een prijs van de Koesevitski Stichting voor zijn 3e symfonie. Ook de Nederlandse stichting Gaudeamus gaf hem een prijs voor zijn werk Hymnen.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien, gaf Silvestrov dan maar les. Vanaf 1970 begon hij op freelancebasis te componeren.
Hij werd dapper bijgestaan door zijn echtgenote, de musicologe Larissa Bondarenko, met wie hij een goedkoop huurflatje bewoonde, waar hij is blijven wonen nadat zij overleed in 1996. De laatste compositie die zij van hem hoorde was een werk met de titel ‘The Messenger’ (boodschapper), een simpel pianostukje met mistige herinneringen aan Mozart.
Over zijn begintijd als tegendraadse avant-gardist vertelde hij eens: ‘Radicale muziek componeren was als het werken met een berg zout, die je helemaal opmaakte. Nu neem ik een handjevol zout, alleen om de smaak.’
Silvestrovs reputatie heeft zich vooral ontwikkeld buiten zijn standplaats, niet in de laatste plaats door de inzet van het label ECM en een aantal gezelschappen zoals het Matangi Quartet dat hem in 2017 verwelkomde als Artist in Residence bij het (Un)heard Music Fesitval.
Omdat hij als kluizenaar leeft was het moeilijk om hem te bereiken, dus het was heel bijzonder dat hij daar was. Bovendien spreekt hij geen woord Engels. Zijn dochter was mee om de gesprekken te kunnen vertalen, al gaf hij zijn aanwijzingen bij voorkeur in muziekvorm, vanachter de piano. Overal waar hij binnenkomt zoekt zijn blik meteen naar een piano, zodat hij plaats kan nemen en kan spelen.
Dmitri Sjostakovitsj (1906 -1975): Strijkkwartet nr. 8 in c kl. Opus 110
1. Largo
2. Allegro molto
3. Allegretto
4. Largo
5. Largo
Het Achtste Strijkkwartet is een van de meest intieme en intense werken van Dmitri Sjostakovitsj. Hij schetste het in drie dagen tijd, tijdens een verblijf in 1960 in Dresden. Hij werkte er aan de filmmuziek voor Five Days, Five Nights, en werd gegrepen door de puinhopen van de geallieerde bombardementen. Het is dan ook opgedragen ‘aan de slachtoffers van oorlog en fascisme’, maar er resoneren vooral ook persoonlijke trauma’s in: de diagnose van een ernstige ruggenmergontsteking, die zijn rechterhand verlamde, en zijn toetreden, onder druk, tot de Communistische Partij.
Na het voltooien van het stuk denkt de componist aan zelfmoord. Aan zijn vriend Isaak Glikman schrijft hij: ‘Ik schrijf een kwartet, dat voor niemand enig nut zal hebben. Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis van mij zal componeren. Daarop besloot ik zelf zo’n werk te maken.’
Sjostakovitsj is dan nog maar een aantal jaren terug in de concertzaal, waar hij tot de dood van Stalin in 1953 jarenlang uit verbannen was. Hoewel hij de Sovjet-Unie nooit ontvluchtte, kwam hij wel geregeld in aanvaring met het centrale gezag in Moskou, vooral in 1948, toen Stalin zijn Negende Symfonie afkeurde en hem wegzette als ‘perverse formalist’. Hierna verschool hij zich voor het publiekelijk achter ‘sociaal realistische muziek’ en filmmuziek, terwijl hij zijn belangrijkste werken in het geheim schreef en achterhield, voor betere tijden.
Na Stalins dood keerde ook zijn kenmerkende chromatische, dissonante stijl terug, hoewel de basis van zijn stukken vaak tonaal bleef, zoals in het Achtste Strijkkwartet goed is te horen. Het is in veel opzichten het hart van al zijn strijkkwartetten, zit vol met citaten uit zijn eigen eerdere kamermuziek, wat het autobiografische karakter ervan accentueert. Zelf typeerde hij het als ‘een open boek’.